Home
Schrijven 2

“we leven in een tijd van uiterste onttovering”
-een interview met Bernard Stiegler

oorspronkelijk gepubliceerd in : Le Monde Magazine

vertaling Bart Buseyne

Na de mislukking van de Kopenhaagse klimaatconferentie voelden velen, en vooral vele  jongeren, zich machteloos tegenover zoveel “real-economik”.   Nu komt de conferentie van Cancun er aan?

We begrijpen vandaag allemaal dat ons systeem, in de staat waarin het zich bevindt, niet langer kan functioneren.   Zelfs Nicolas Sarkozy en de pleitbezorgens van het neoliberalisme geven dit  toe, en met hen ook het STERN rapport of de analyses van het GIEC of AIE, de jeugd die is gedegouteerd door het cynisme van de ouderen,  en de man van de straat : iedereen beseft dit.   Na WO I, in 1919, schreef Paul Valéry dat “we naderhand beseffen dat beschavingen sterfelijk zijn.”  Al komen wij niet net uit een wereldoorlog, toch weten wij dat wij onszelf zouden kunnen vernietigen.  Bij dit aanvoelen van een “einde van de wereld” voegt zich een tragische besef van onmacht naarmate mislukkingen als Kopenhagen zich opstapelen.   We hebben de indruk dat we niet bij machte zijn om de processen van achteruitgang te keren, en dat de leiders van de noordelijke landen, van de zuidelijke landen en de grote industriëlen niet tot een vergelijk zullen komen en tegen hun eigen belangen op korte termijn in zullen gaan.  We zien ons dan ook geconfronteerd met het allengs overduidelijke feit dat het ontwikkelingsmodel van het einde van de 20ste eeuw toxisch is geworden, al zien we niet hoe het tij te keren.   We weten allemaal dat het zo niet verder kan, maar weten niet hoe we er uit kunnen stappen : met dit planetaire gevoel van onmacht, en de apocalyptische toon die het begeleidt, lijkt al het positieve zich te keren in zijn tegendeel, precies zoals Valéry na de Grote Oorlog kon schrijven dat “zoveel verschrikkingen niet mogelijk waren geweest zonder zoveel deugdzaamheden.”   De verschrikkingen van onze tijd zijn het rampspoedige resultaat van een economische oorlog, die de speculatie voert tegen al wat een waarde vertegenwoordigt, en die de “mondialisatie” wordt genoemd.

Tegelijk neemt de vertwijfeling toe, en zelfs de razernij die zich in de krachtige sociale beweging van eind oktober in Frankrijk heeft gemanifesteerd...

Wat opvalt in deze sociale beweging is haar taaiheid.   Los van de voorgenomen hervorming van de pensioenen, bracht de beweging een koude, en in grote mate beheerste woede tot uiting tegenover al de arrogantie van de economische en financiële macht.   Deze laatste werd door de nationale overheden, en dat wil zeggen : door de bevolkingen, gered nadat ze eerder in 2007-8 de wereldeconomie op haar knieën had gedwongen.   En zie, die economische en financiële macht keert zich tegen de overheidsdiensten en de pensioenen.   Dat is ergens toch schandalig, en het mislukken van deze sociale beweging laat een bitter gevoel na dat niet zonder gevolgen kan blijven : het vormt samen met het algemene gevoelen van onmacht een ontplofbaar mengsel.

In verband met de pensionering op 67-jarige leeftijd hadden velen het over een gevoelen van wegwerpbaarheid...

We leven in een wegwerp-maatschappij.   De veralgemeende wegwerpbaarheid is het gevolg van een economie die is gestoeld op wat Schumpeter “de creatieve vernietiging” heeft genoemd, en die heeft geleid tot het chronisch en structureel in-onbruik-geraken van de waren, maar ook van de producenten, van de productie-apparaten en de consumenten, die zich zelf vergooibaar voelen, en hun bestaansgevoel verliezen.  Het hele systeem berust op de fabricage van waren zonder werkelijke gebruikswaarde, want zonder duurzaamheid.  Opdat de consumptie niet zou stil vallen en de fabrieken zouden blijven draaien, werd al wat de wereld constitueert ertoe bestemd om vuilnis te worden, met inbegrip van de mensen, waardoor het gevoelen wordt gewekt dat de wereld in eigenlijke zin een vuilnisbelt is.  Mensen, werknemers, arbeidscontracten, echtelieden, en zelfs financiële producten zijn van meetaf aan tot de vuilnisemmer bestemd.   Dit toxische model, die zowel de fysieke als mentale omgevingen verontreinigt, stelt een klimaat van systemische ontrouw in, dit wil zeggen : van een veralgemeend des-engagement en des-investering.   Zoals de consument het consumptiegoed, dat welhaast onmiddellijk uit de mode raakt, weggooit, zo gooit de speculant de onderneming weg nadat hij er -als een piraat- een “bewerking” op heeft uitgevoerd.   Het kapitalisme, dat was gestoeld op de investering, vernietigt zichzelf door deze structurele, en ruïneuze des-investering : het produceert “insolventie”, zoals bleek uit de crisis van de subprimes1.   Het probleem is, dat deze zelfvernietiging van het kapitalisme de vernietiging van de wereld zelf behelst.

U brengt zodoende de wegwerpbaarheid in verband met de fabricage van de hedendaagse “consument” en zijn dubbelhanger, de “speculant”...

De wegwerpbaarheid is het resultaat van het pulsioneel-worden van de consument en speculant.   De pulsionele consument ondervindt hoe zijn libidinale energie (zijn verlangen) geheel gekanaliseerd wordt in de richting van  snel-in-onbruik-rakende objecten.   In dergelijke objecten wordt niet geïnvesteerd : ze worden vernietigd.   Het object van verlangen -in de ware zin van het woord- wordt daarentegen beschermd, en zelfs geheiligd – zoals het cultusobject, of het object van kinder- of erotische liefde en van elk proces van idealisering, dit wil zeggen van alle vormen van weten.   De kanalisatie van het verlangen door de organisatie van de consumptie daarentegen, is misleidend, en leidt tot de vernietiging van het verlangen.   Het verlangen in de ware zin van het woord, is wat  de pulsies transformeert doorheen het proces van de opvoeding, het affectieve engagement, de sublimatie in de arbeid, de schepping, de sociale activiteiten en burgerzin.   In de consumptiemaatschappijen, die zijn gestoeld op de voortdurende vernieuwing van wegwerpgoederen, hoort het verlangen zich niet langer in deze objecten te investeren : het moet herleid worden tot zijn zuiver pulsionele dimensies.   Zo veralgemeent de ontrouw zich.   Alles is er zo op aangelegd, dat het minste object, van zodra het op de markt is gebracht, als verouderd verschijnt.   Een dergelijke, door de marketing doorgevoerde des-organisatie van de samenleving, gaat hand in hand met de pulsionele speculatie, die het “gefinanciariseerde” kapitalisme beheerst en zelf de systematische verwatering organiseert van elke verantwoordelijkheid doorheen de “vertiteling” 2en andere “financiële mathematieken”, die de moorddadige “rationalisatie” vormen van deze veralgemeende irrationaliteit - moorddadig, voorzover ze overal in haar zog tijdbommen achter laat.  Zo zet zich een systemische ontrouw door, die het vertrouwen -waarzonder een vreedzame economie en -ruimer- maatschappij niet denkbaar zijn, naar we weten- onderuit haalt.   Laat ons luciede wezen : de horizon van een dergelijk worden, dat betekent de oorlog, niet zozeer in economische dan wel in civiele en militaire zin.   Een schrikwekkend symbool van deze, door het consumerisme ingegeven ontrouw, vormt de geschiedenis van Artem, een Russische jongen van 8 die werd geadopteerd door een Amerikaanse vrouw die, enkele maanden later, omdat de jongen niet langer beantwoordde aan haar fantasme, het kind op een vliegtuig zette met een begeleidend schrijven, gericht aan de Russische overheden, waarin ze meedeelde dat ze de jongen niet langer hoefde en hem dan ook per kerende aan hen terugstuurde.

Het huidige gevoelen van onmacht brengt u ook in verband met ons onbegrip ten aanzien van wat ons overkomt.   U spreekt van een “systemische domheid”.   Wat bedoelt u daarmee?

Deze houdt verband met wat ik de veralgemeende proletarisering noem.   De proletarisering houdt allereerst, ook in historische zin, het verlies in van het weten van de arbeider ten gunste van de machine, die dit weten absorbeert.  Vandaag de dag behelst de proletarisering de standaardisering van de gedragingen doorheen de marketing en diensten, én de mechanisering van de geesten doorheen de veruitwendiging van al het weten in systemen, zonder deze “geesten” echt weet hebben van deze informatieverwerkende apparaten, die ze nog slechts parametreren : dat blijkt ook uit electronische mathematisering van de financiële beslissing.   Toch affecteert dit proces eenieder : werknemers, artsen, ontwerpers, intellectuelen, leidinggevenden.   Steeds meer ingenieurs hebben deel aan technische processen waarvan het functioneren hen ontgaat.  Zo vestigt zich alom een “systemische domheid”, die heerst tot in de hoogste regionen van de staatsapparaten, de partijen, de internationele organisaties en multinationals.

U wil zeggen dat ook daar domheid heerst, en ook zij niet weten wat ze doen?

Nemen we als voorbeeld Alan Greenspan, de voormalige patroon van de Federal Reserve System, waarvan de nalatigheid erg heeft bijgedragen aan de crisis van 2007.  Voor het Huis van Afgevaardigheden verklaarde hij op zoetsappige wijze niet te weten hoe het systeem werkte : hij begreep de gevolgen van zijn beslissingen niet.   Het is verontrustend om vast te stellen hoe de hoogste verantwoordelijke van de mondiale financiële sector zijn onwetendheid erkent en zijn onkunde (wereld)kundig maakt.   Diezelfde Greenspan had een hand in de aanstelling van Bernard Madoff aan het hoofd van de Nasdaq, dat zodoende geleid werd door de grootste oplichter uit de hele geschiedenis.   We hebben hier te maken met een verwarrend, maar markant voorbeeld van “systemische domheid”, waarbij het verlies aan kennis van het systeem, aan de kant van zij die er de leiding van hebben, leidt tot een systemische verwatering van de verantwoordelijkheden.

In uw recent verschenen boek1 hebt u het over een “verlies aan bestaansgevoel”, en spreekt u van een gevoelen dat “het leven de moeite van het leven waard  is...”

De psychoanalyst Donald Winnicott, die heeft gewerkt op de zorgrelatie die de moeder  haar kind toedraagt, stelt dat deze er in wezen op gericht is om aan het kind alle redenen mee te geven om te geloven dat “het leven de moeite van het leven waard is”.   En hij bevestigt dat zijn eigen therapeutisch beroep er in bestaat om dit gevoelen -dat het leven de moeite van het leven waard is- terug te geven aan diegenen die hem consulteren, en die in zijn oordeel -ik citeer:  “het gevoelen te bestaan zijn verloren”.   Toen ik deze woorden in Play and reality las, in 2009, bij de voorbereiding van een college dat ik in Londen zou verzorgen, herinnerde ik me dat Richard Durn zich in 2002 in precies dezelfde woorden had uitgedrukt : enige tijd voor hij acht medewerkers van de gemeente Nanterre zou doodschieten, noteerde hij in zijn dagboek dat hij “het gevoelen te bestaan verloren had” en dat hij iets kwaadschiks zou moeten volbrengen om dan toch “minstens eenmaal in [zijn] leven het gevoelen te hebben, te bestaan.
Vandaag de dag, en na de crisis van 2008, lijkt dit gevoelen niet te bestaan, dat ruim verspreid is, zich te transformeren in het gevoelen van onmacht dat gehele bevolkingen treft in hun verhouding tot een politieke en manageriale sfeer, waarvan de hersenen lijken te zijn weggenomen.   Deze uiterste onttovering (om een term te bezigen die Marchel Gauchet ontleent aan Max Weber) is het resultaat van het verlies van elk weten dat door de veralgemeende proletarisering is ingeleid : de werklieden beschikken niet langer over enig savoir faire, de consumenten niet langer over enig savoir vivre; de beleidsverantwoordelijken en leidinggevenden beschikken niet langer over enig theoretisch -en dit wil zeggen : kritisch- weten, en worden de vrijwillige of onvrijwillige medeplichtigen van de oplichters en mafiosi die deze situatie van nalatigheid [incurie] uitbuiten.

Hoe genees je een dergelijke massa-depressie? Een veralgemeend zinverlies?

Doorheen een verandering van het industriële model, dat uit de consumeristische organisatiewijze treedt, en dat is gefundeerd op een re-constitutie van het weten [des savoirs] en op wat ik met Ars Industrialis een economie van de contributie noem.   Te Arbeiden wil zeggen : zorg te dragen voor een ruilobject.  Vandaag de dag arbeiden mensen niet meer : ze vinden emplooi bij de uitvoering van taken, die van zin zijn verstoken en hen van elk weten ontrieven.   De open source heeft zich in de informatica-industrie kunnen opdringen omdat het zin en arbeid verstrekte aan werknemers die “code schreven” zonder te weten waarom.   Dit model laat zich overdragen op een groot aantal andere sectoren.   Het vormt een manier om de zorg -wat Martine Aubry met een Engelse term “care” noemt- terug in het middelpunt te plaatsen, niet zozeer van een “ethiek” die vol van goede bedoelingen is, maar van een geheel nieuw economisch model dat de enige weg biedt om uit het gevoelen van onmacht en uit de economie van de nalatigheid te treden.    De wereldwijde economische oorlog die de wereld heeft geruïneerd, neigt ertoe om de wereld te herleiden tot een vuilnisbelt : het is hoog tijd om een vredesakkoord te onderhandelen.   Maar opdat vrede mogelijk zou zijn, moet er een horizon van gemeenschappelijk belang uitgetekend worden.   China beseft heel goed dat het consumeristisch model niet leefbaar is op de lange termijn : ik ben er geweest en kon er praten met verschillende locale actoren.   Toegegeven, het consumeristisch systeem is meer dan ooit de overheersende realiteit van onze economieën.

Hoe dan van koers te veranderen?

We weten dat het consumerisme zowel op lange termijn onhoudbaar is, als onvermijdelijk op korte termijn.   In de komende jaren is het dus zaak om de overschrijding van de korte door de lange termijn te organiseren, wat vraagt om een politiek en economie van de tijd die in staat zijn om een industriële toekomst te projecteren, die het verlangen waardig mag schijnen en die is gebaseerd op een nieuw model dat het vergunt om gaandeweg uit het toxisch geworden model te treden.   Dit is mogelijk, en voor alles omdat er geen andere oplossing is.   Maar opdat van deze verandering in sociaal vredige omstandigheden werk kan worden gemaakt, zal er best veel politieke en economische moed, intelligentie, inventiteit opgebracht moeten worden, alsook een grootschalige heropleving van investering in dit nieuwe model.   De economie van de contributie is gestoeld op een herwaardering van het weten [des savoirs], dit wil zeggen : op een veralgemeende de-proletarisering.   De-proletariseren behelst de creatie van een nieuwe keten van waarden, bijvoorbeeld door de sociale hulp te transformeren in een sociale investering in wat Amartya Sen de “capabilities1 noemt.  Het behelst een opnieuw overdenken van de tijd van het leven, opdat de tijd die door de automatisering vrijkomt, besteed kan worden aan een toename van het weten van de mensen [le savoir des gens].  Dit vormt de echte inzet van het sociale conflict rond de verlate opruststelling.


1          Uit wikipedia : Met de term rommelhypotheek wordt vooral verwezen naar Amerikaanse subprime-hypotheken die een belangrijke rol speelden bij het ontstaan van de kredietcrisis van 2007. Het betreft hypotheken waarbij hypotheekverstrekkers bereid waren een groot risico op afbetalingsproblemen van de hypotheeknemer te nemen. Doordat dit wanbetalingsrisico door verschillende financiële constructies afgewenteld kon worden op andere partijen dan de directe hypotheekverstrekker, ontstond een zogenaamd moral hazard. Als gevolg hiervan nam het aantal rommelhypotheken toe totdat het een bedreiging voor het gehele financiële systeem vormde.

2          Uit wikipedia : Securitisatie of effectisering of vertiteling is een financiële techniek waarbij activa worden samengevoegd en verkocht als verhandelbare securities (effecten). Financiële instituten en bedrijven van alle soorten gebruiken securitisatie om de huidige waarde van toekomstige kasstromen direct te realiseren. Securitisatie heeft een ontwikkeling doorgemaakt sinds de jaren '70 tot een totaal van ongeveer 6,6 biljoen(6.600.000.000.000) US$. Securitisatie valt onder "structured finance".

1     Bernard Stiegler, Ce qui fait que la vie vaut la peine d'être vécu, Flammarion, Parijs 2010

1          Capability approach' is de methode van Nobelprijswinnaar Amartya Sen om individueel welzijn en sociale toestand niet louter te meten in termen van bruto nationaal product, maar in termen van het functioneren en de mogelijkheden van individuen. Een benadering die je ook terugvindt bij onder meer Martha Nussbaum. Met aandacht voor menselijk welzijn, zelfbeschikking, het krijgen en nemen van kansen, en solidariteit. Humanistische waarden, dus. En dan is een workshop alvast een goed idee, zie : http://www.h-vv.be/WF-Wasa-4e-Popperlezing-Hans-Achterhuis