Home
Schrijven 2

Jan Keij

Beste Jan Keij,  U schrijft boeken over allerlei grote geesten uit het verleden, en het publiek is er blijkbaar erg dol op, méér nog dan op de boeken van de grote geesten zelf.  Kortom: Uitzonderlijke geesten blijven door uw toedoen ongelezen, en doorsnee geesten worden des te gretiger afgenomen... Toegegeven, door het secondaire te verkiezen boven het primaire, en door middels het secondaire het primaire actief te vergeten, wordt wel een Nietzscheaans inzicht meegegeven : Nietzsche heeft altijd gehouden van de omweg van het afgeleide in al zijn gestalten... Maar toch, u begrijpt best hoe u uzelf als secondaire interpretator tussen de bron en het publiek in wringt, en fungeert als een soort van vertaler, tolk, bemiddelaar, diplomaat of gids, die de bron -de gereputeerd moeilijke bron, die om bemiddeling vraagt… - buiten bereik houdt.

U schreef voorin uw boek: De uitleg van Nietzsche is zonder overbodige opsmuk, in klare taal geschreven.  Inderdaad, U bent de zoveelste secondant in de rij die passages uit diverse boeken van Nietzsche etc. plukt, kauwt en verteert, en vervolgens als een fruitpapje aanbiedt aan uw kinderlijk lezerspubliek, tegen een billijke vergoeding (want u bent het tenslotte, die het risico loopt op een indigestie of maagzweer). 

U schreef: Ik behoor niet tot het soort filosofen dat op aanzien hoopt door ingewikkeld te schrijven. Nee, U behoort tot het soort filosofen die de werken van de grote geesten vervlakken, en daarmee hopen op zoveel mogelijk grotbewoners (wat dat betreft woont u in de juist omgeving), die u kunt laven en waarmee u uw zakken kunt vullen.  Dezelfde mensen die u aanraadt om Nietzsche op het nachtkastje te leggen… om momenten van slapeloosheid zinvol in te vullen? (Nietzsche op het nachttafeltje…  het is een geruststelling, misschien, het staat je toe om zorgeloos in én door te slapen, in je zijden nachtkleed op een rugvriendelijke matras in het meest eigentijdse Ikea-decor…)

De helden van de geest, Nietzsche zowel als Sarte, schreven voor rijke, onafhankelijke geesten.  Hun werken zijn niet te versimpelen, want dan gaat de essentie verloren.  De wijn waarin de waarheid is, wordt dan aangelengd, de zin verwatert, de boodschap vervlakt, het proza verliest aan scherpte en de gestrengheid wordt eendimensionaal.  Allen al door in het huwelijk te treden geef je vrijwillig je vrijheid op.  Het huwelijk werkt, als instelling, als een keurslijf, een juk, een kader dat je vastpint... Alleen innerlijke vrijheid stelt je in staat jezelf te zien, terwijl een huwelijk, kinderen, het werk en het obligate succes je veeleer verwijderen van het meest eigene in jezelf (zijnde een zekere oneigenlijkheid…) en in alles (zijnde een zekere onwaarheid…).  Kortom, je kunt je vrijheid niet delen met anderen; de vrijheid lijkt een ondeelbaar goed: alles of niets?   
De ongetrouwde Sartre wou  vrij zijn, zelfs t.o.v. Simone de Beauvoir.  Hun relatie hield stand voor zover ze een voortdurende instemming genoot, en op elk moment ook in vraag kon worden gesteld, en moest worden gesteld, bij wijze van spreken dagelijks, voor het slapengaan, op het ogenblik dat “het goed is” om “in het eigen hart te kijken”, naar de oude Belgische Gezelle dichtte...  en met Nietsche op het nachtkastje…  De relatie mocht immers in geen geval een last worden.  Schreef Sartre niet ergens : Alleen in vrijheid ben ik op mijn gemak? En schreef Nietzsche niet om zijn eigen ezelachtigheid te leren onderkennen en om zich van onder die last weg te schrijven?

Het huwelijk mag dan wel iets heldhaftigs hebben, nu de meeste ervan op de klippen lopen; maar ligt in de verlatenheid van wat Blanchot de wezenlijke eenzaamheid noemt, geen heldhaftigheid zonder heldhaftigheid? –Het huwelijk is en blijft een idylle… en als zodanig een aanslag op het leven, een vergrijp, om niet te zeggen een schending van het mensenrecht…

Sartre: Handzaam verleden! Verleden in pocket formaat, een boekje vol fraaie spreuken in vergulde letters, tegen de vijftig zitten ze zgn. barstensvol 'ervaring' die ze maar niet aan de man, of vrouw krijgen...  Gelukkig hebben ze kinderen in de wereld gezet, die deze duur verworven wereldwijsheid in zich op te nemen hebben...  Waar vinden ze anders afnemers voor hun waarheid? -Als je tenminste in verband met hun savoir-vivre en fraaie bewoordingen kunt spreken van ervaring of wijsheid! Als puntje bij paaltje komt, hebben ze helemaal niets begrepen... nee, zelfs niet eens geleefd!  Achter hun dikdoenerij en licht opgezette borst schuilt een kleurloos bestaan, omdat ze afgestompt, half in slaap waren; ze zijn hals over kop getrouwd, snakkend naar het ware leven, en hebben in het wilde weg kinderen verwekt, het hoorde er nu eenmaal bij, ze wilden leven in een versnelling die hun de adem benam, in de roes van de veelbesproken zelfverwerkelijking, die echter op een vergeten en diepe onverschilligheid is gebaseerd... 

Een getrouwde filosoof zei ooit eens tegen mij:  Ik denk, dat een ziener onafhankelijk is en zich niet laat leiden van het hebben van wel of geen huwelijk. -Heb je echter ooit gehoord van een ziener, die getrouwd was, of die huiselijk was ingesteld? Nee, dat zou de pest zijn voor de betreffende ziener. Op dit punt moest ik hem dan ook krachtig tegenspreken : het is natuurlijk zo dat de artistieke of filosofische passie een passie is onder andere passies, en dat de tijd van een mens nu eenmaal onvermijdelijk verdeeld is, er is de tijd die het schilderwerk van je vraagt, de lectuur, het schrijven, de filosofie, een tijd die om een immer te hernieuwen da capo vraagt zoals Nietzsche stelt en zoals u best weet, en dan kom je aan de  gewone dingen, het huishouden, familie, vrienden haast niet toe. Omdat de schilderkunst, de filosofie en het schrijven & lezen zoveel vergt, komt zelfs een onafhankelijke geest immer tijd tekort, en daarvoor boet zij ook: kortom, je kunt nooit genoeg tijd investeren in het schilderen en lezen & schrijven, de filosofie, het zijn aangelegenheden die al je tijd vragen, dat ligt in de ernst zelf ervan besloten: dat weet toch iedereen? "De arbeid aan de filosofie", zoals Wittgenstein zou zeggen, "de arbeid aan jezelf", het schrijven en schilderen stelt eisen waarmee niet onderhandelen valt, je kunt er niet op afdingen, en er geen handeltje mee drijven.  De schulde die je te verschuldigen hebt, kan echter geenszins christelijk of theologisch uitgelegd worden; ze vormt immers de keerzijde van het exces dat in de blootstelling aan het materiele leven ligt, zoals Nietzsches Zarathoustra in zijn befaamde lof van het aardse leven dicht.

Beste meneer Key, een humane samenleving (iets waartoe de aristocratische Nietzsche nooit zou oproepen) vanwege de waarde van de mens, wat voor burgerlijke onzin is me dat toch?  
Wat ligt u toch te rommelen als u het heeft over de manier waarop mensen zichzelf volgens Nietzsche kennen? Wat zou Nietzsche hiervan hebben gedacht ? Wat was tenslotte Nietzsche de mens gelegen? Moest de mens als gestalte niet... overwonnen worden? Acht u het humanisme werkelijk in staat om de ruimte te openen voor echte beschikkingen en echte verantwoordelijkheid? Voor een waarheid tussen aanhalingstekens? Een afgrondelijke affirmatie, voorbij elke dialectiek en negativiteit? Laat ons ernstig wezen... laat ons lachen…

En alsof dat nog niet genoeg filosofisch gemoduleerde onzin is, “in klare taal geschreven”, confronteert u Nietzsche met Emmanuel Levinas, een filosoof  met wie u zich kennelijk verwant voelt.  En wilt u van daaruit ook een zekere affiniteit tussen Nietzsche en Levinas aantonen.  Maar Nietzsche en Levinas staan voor twee totaal verschillende stijlen van denken.  Nietzsche staat immers ver af van het halfzachte fenomenologische taalgebruik van Levinas. Ze hebben nauwelijks iets met elkaar gemeen.  Bent u misschien vergeten hoe de jonge Levinas, op een kritiek moment in zijn parcours, kiest voor de ethiek, boven de kunst? Hoe hij de onpeilbare afgrondelijkheid van de nacht van de kunst toedekt, en actief wil vergeten doorheen het appèl van de Ander, dat ons moet genezen van het ziekelijke materialisme van de kunsten, en ons het humanisme van de andere mens bracht?

Na u te hebben gelezen besef ik weer eens zoveel te meer dat ik veel liever de eigenlijke en ware ouden lees: wat er daarna door filosofen als u over hen is geschreven, vergemakkelijkt dan misschien de toegang, en helpt hun geschriften in zekere zin wel te promoten, maar betekent verder niet veel.  Als opstapje heeft het dan wel enige waarde, misschien, maar het blijft bijzaak....  een bijzaak, die ons van de echte bijzaak weghoudt, doordat ze ons voortdurend aanspreekt in ons meest vulgaire narcisme, het narcisme van het levensproject en de zingeving… ach…

(Laat me toe hier een aforisme van Nietzsche te parafraseren: er zijn vele hoofdzaken, en bijgevolg –folglich- gibt es keine Hauptsache... wat rest, zijn bijzaken tussen aanhalingstekens, een secondariteit die geen enkel primaat uitstelt, maar het primaire tekort supplementair aanvult...)

De Denkers van nu (om de titel van dat boek aan te halen) gebruiken de grote geesten om met hun eigen pen te kunnen scoren.  Niets gaat ze daarin te ver...  een herhaalde verwijzing naar Nietzsche volstaat, "Nietzsche dit ..." en "Nietzsche dat ...", en kant is klaar, verder maakt het niet meer uit wat er gezegd wordt of geschreven staat, au juste, want van de zegening van de ouden is men afdoende verzekerd, de verwijzingen staan immers garant voor de authenticiteit van het zo gepleegde denken...

Zoals Schopenhauer, die zich erg bewust was van de nare kanten van het boekbedrijf, nuchter opmerkte:  Omdat talent schaars is en geestelijke rijkdom dun gezaaid, kan het niet anders dan dat het overgrote deel van de gepubliceerde boeken slecht is, een woekerend onkruid der' literatuur'. Deze overproductie wordt veroorzaakt door het feit dat er met boeken geld te verdienen valt.  Literatuur is verworden tot een ordinaire bedrijfstak waarin schrijvers, uitgevers en recensenten gemene zaak maken, met geen ander doel dan het publiek een paar daalders uit de zak te kloppen. Recenseren op grond van aanbevelingen door bevriende schrijvers, collegiale consideratie of zelf steekpenningen van uitgevers... In de regel worden boeken in het belang van de boekhandel gerecenseerd en niet in het belang van het publiek.

Na al die jaren –ondertussen anderhalve eeuw…- is dat alleen nog maar erger geworden.  De dwergen op de schouders van de ouden kwetteren en kwetteren maar door, en een verwijzing hier of daar moet doen geloven dat al dit geschrijf wordt gedragen door de ouden, de grote meesters en meester-denkers... alsof, beste Jan, we nog in meesters konden geloven...

Is Nietzsche niet een contra-meester, één van de eerste meesters die het prestige van het meesterschap -van de waarheid, van de priesterlijke waarheid, en van alle tolken en interpretatoren- uitholt, één van de meesters die ons van het verlangen naar een meester laat genezen, een meester die ons laat afkicken van elke “laatste waarheid” en “uiteindelijke zin”, een verkondiger van een postapocalyptische waarheid zonder onthulling, een nachteling die ons een nieuw begrip bijbrengt van de kunst als sluier?
Het mag er dan op lijken dat de hedendaagse mens filosofisch actiever is dan ooit, maar meer dan gekwetter is het niet, zolang de kassa maar rinkelt... Je moet het betreuren dat de filosofie en de ouden zich zo makkelijk laten inlijven in dat activisme van de flatterende zingeving… Meer dan ooit zijn we om zin en diepte verlegen… terwijl de metafysica, naar Nietzsche schreef, en naar de jonge Levinas eventjes onderkende, “op haar gat ligt”, toch? Als de filosofie zin heeft, vandaag, dan kan haar pointe enkel liggen in de nuchtere, methodische cool waarmee ze de zinsconstructie onderbreekt…  Ze kan alleen nog deconstructief zijn, zoals de oude Derrida ooit suggereerde.   –Als je met die ogen naar al die sentimentele Greetjes kijkt, die zich maar wat graag een tijdje door manlief de (Nietzsche etc. plunderaars) aan de kant laten zetten, tot meerdere glorie van het zinverschaffend levensproject van Jan en allemaal…  je zou er medelijden mee krijgen, echt…

Jan Keij, zelfstandig plagiërend ‘handelaar in denkbeelden’... die de lezer opvoedt, doordat hij andermans denken via de achterdeur in zijn boeken naar binnen smokkelt... en de lezer met suikergoed doet vergeten, dat de waarheid geen waarheid is, eenmaal men er de hermeneutische sluier van wegtrekt…   -Was ik een Levinasiaan, ik zou de lezer zowaar willen waarschuwen voor uw pedagogie, en haar bedrieglijke suggestie van diepte… Het jaar waarin Nietzsche geboorte gaf aan De vrolijke wetenschap, heeft hij graag "gezegend", zoals hij schreef, uit dankbaarheid.  Dat lijkt een toegift aan christelijkheid, maar is het niet.  Mag ik u met de quasi-religieuze lichtzinnigheid vandien een gezegend 2012 toewensen.  Sjalien Sjule